Controle voor het starten
•
Controleer het blad op barsten bij het centergat en bij
de tandbodems. De barsten ontstaan meestal doordat
er tijdens het vijlen scherpe hoeken ontstaan zijn in de
tandbodems of doordat men het blad gebruikt heeft
met botte tanden. Als het blad barsten vertoont, moet
het onmiddellijk vervangen worden.
•
Controleer de steunflens op barsten die het gevolg
kunnen zijn van materiaalmoeheid of te hard
aanhalen. De steunflens moet vervangen worden als
hij barsten vertoont.
•
Let erop dat de borgmoer zijn borgkracht niet verliest.
De borging van de moer moet een borgmoment van
ten minste 1,5 Nm hebben. Het aanhaalmoment van
de borgmoer moet 35-50 Nm zijn.
•
Controleer de bladbeschermkap op beschadigingen
en barsten. Vervang de bladbeschermkap indien deze
terugslag te verduren heeft gehad of barsten vertoont.
Controleer de trimmerkop en de trimmerbeschermkap op
beschadigingen en barsten. Vervang de trimmerkop of de
trimmerbeschermkap indien deze terugslag te verduren
hebben gehad of barsten vertonen.
•
Gebruik de machine nooit zonder beschermkap of
een defecte beschermkap.
•
Alle kappen moeten juist gemonteerd zijn en zonder
gebreken voor de machine wordt gestart.
100 – Dutch
STARTEN EN STOPPEN
Starten en stoppen
WAARSCHUWING! Start de machine
!
nooit voor het complete koppelingdeksel
met steel gemonteerd zijn, anders kan de
koppeling losraken en persoonlijke
verwondingen veroorzaken.
Verwijder de machine steeds van de
tankplaats, voor u de motorzaag start.
Plaats de machine op een vaste
ondergrond. Let erop dat de
snijuitrusting geen voorwerp kan raken.
Zorg ervoor dat zich geen onbevoegden
binnen het werkgebied bevinden, anders
bestaat er risico voor ernstige
verwondingen. De veiligheidsafstand
bedraagt 15 meter.
Koude motor
Ontsteking: Zet de stopschakelaar in de startpositie.
Choke: Zet de choke-hendel (A) in de choke-positie.
Brandstofpomp: Druk een aantal malen op de rubberen
balg (B) van de brandstofpomp totdat er brandstof in de
balg komt. De balg hoeft niet helemaal gevuld te worden.
Decompressieklep (C): Druk de klep in om de druk in de
cilinder te verminderen en om zo het starten van de
machine te vergemakkelijken. De decompressieklep
moet altijd gebruikt worden bij het starten. Wanneer de
machine gestart is, gaat de klep automatisch terug naar
de beginpositie.
C
B
Warme motor
Volg dezelfde startprocedure als voor de koude motor,
maar zonder de chokehendel in de chokestand te zetten.
Startgas: (555FX, 555FXT, 555RX, 555FRM)
De startgasstand wordt verkregen door de chokehendel
in de chokestand te zetten en hem daarna terug in de
beginpositie te zetten.
Startgas: (555RX, 555FRM)
A