In het display wordt de bij de ingestelde parameters geldende afstand aangege-
ven. Door het veranderen van de diafragmawaarde of het deelvermogen kan
de waarde van de afstand tot het onderwerp worden aangepast.
Het instellen:
F 4.0
• Druk zo vaak op de toets
MZoom 24
de gewenste flitsparameter (F= diafragmawaarde of
4,6 m
P1/1
P= met de hand in te stellen deelvermogen) wordt
Para
–
+
aangegeven.
• Stel met de
in.
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
2.1 m
P1/32
+
• Druk op de toets
Para
–
normale weergave terug. Als u niet op de toets
drukt, schakelt het display na ong. 5 sec. naar de
normale weergave terug.
In de stroboscopisch-flitsenfunctie worden geen diafragma- en
ISO–waarden in het display aangegeven! Als de hulpreflector
schakeld is, is geen stroboscoopfunctie mogelijk.
86
, dat in het display
Para
+
–
en
toetsen de gewenste waarde
. Het display schakelt naar de
inge-
6 Flitsparameters (menu 'Parameter')
Voor het correct functioneren van de flitser is het noodzakelijk dat de verschil-
lende flitsparameters, zoals bijv. de zoomstand van de hoofdreflector, diafrag-
mawaarde, lichtgevoeligheid ISO enz. aan de instellingen op de camera wor-
den aangepast.
Bij het werken met de flitser op camera's uit groep A (zie Tabel 1) moeten de flit-
sparameters met de hand worden ingesteld.
Bij het werken met de flitser op camera's uit de groepen B, C, D en E worden de
flitsparameters automatisch ingesteld als de camera voorzien is van een objec-
tief met CPU en de betreffende gegevens naar de flitser stuurt. Voor deze auto-
matische gegevensoverdracht moet de combinatie van flitser en camera gemon-
teerd en ingeschakeld zijn. Bovendien moet dan de gegevensoverdracht nog
plaatsvinden. Daartoe moet u de ontspanknop op de camera kort aantippen. In
het display wordt de maximale reikwijdte overeenkomstig de ingestelde flitspa-
rameters aangegeven.
6.1 Het instellen van de flitsparameters
Bij het voor het eerst op een knop drukken wordt de displayverlichting
geactiveerd
Afhankelijk van de ingestelde flitsfunctie worden in het menu verschillende flit-
sparameters aangegeven. Bij camera's met digitale overdracht van de gegevens
worden de flitsparameters voor de diafragmawaarde (F), de brandpuntsafstand
van het objectief (Zoom) en de lichtgevoeligheid (ISO) automatisch op de flitser
ingesteld. De flitsparameters voor de diafragmawaarde (F) en de lichtgevoelig-
heid (ISO) kunnen daarbij niet worden veranderd.
Als de camera met een objectief zonder CPU (bijv. een objectief zonder
autofocus) wordt gebruikt, moeten de flitsparameters voor de diafrag-
mawaarde (F) en de brandpuntsafstand van het objectief (Zoom) met de
hand op de flitser worden ingesteld.