3.3 In- en uitschakelen van de flitser
De flitser moet via zijn hoofdschakelaar
worden. In de stand 'ON' is de flitser ingeschakeld.
Schuif de hoofdschakelaar
(AUS, c.q. OFF) om de flitser uit te schakelen.
Als u denkt, de flitser gedurende langere tijd
niet te gebruiken, dan bevelen wij aan: de flit-
ser via zijn hoofdschakelaar
en de voeding (batterijen, c.q. accu's) er uit te
halen.
3.4 Automatische uitschakeling / Auto – OFF
In de fabriek wordt de flitser zo ingesteld, dat hij ong. 10 minuten –
• na het inschakelen;
• na het ontsteken van een flits;
• na het aantippen van de ontspanknop op de camera;
• na het uitschakelen van het belichtingsmeetsysteem van de camera ...
... naar de stand-by-functie (Auto-OFF) omschakelt om energie te sparen en de
voeding tegen onbedoeld ontladen te beschermen. Als de automatische uitscha-
keling van de flitser is geactiveerd, wordt dat in het display met
De aanduiding van de flits-paraatheid
LC–display verdwijnen.
In de Slaaf- /SERVO functie is de automatische uitschakeling van de flitser
niet actief.
De het laatst ingestelde flitsfunctie blijft na het automatisch uitschakelen behou-
den en staat na het inschakelen onmiddellijk weer ter beschikking. De flitser
wordt door op een willekeurige toets te drukken, c.q. door het aantippen van de
ontspanknop op de camera (Wake-Up-functie) weer ingeschakeld.
Als u de flitser langere tijd niet gaat gebruiken, schakel hem dan in
principe altijd via zijn hoofdschakelaar
64
ingeschakeld
naar de linker positie
uit te schakelen
aangegeven.
en de aanduidingen in het
uit!
Indien noodzakelijk kan de automatische uitschakeling reeds na 1 minuut
plaatsvinden of worden gedeactiveerd (zie 9.4).
4 LED-aanduidingen op de flitser
4.1 Aanduiding dat de flitser is opgeladen
Zodra de flitser gereed is om te flitsen licht op de flit-
ser de aanduiding van flitsparaatheid
licht op als de flitscondensator opgeladen is en geeft
daarmee aan dat de flitser paraat is. Dat betekent dat
bij de eerstvolgende opname flitslicht kan worden
gebruikt. De Aanduiding van flitsparaatheid wordt
tevens naar de camera doorgegeven en zorgt in de zoeker van de camera voor
de desbetreffende aanduiding (zie 6).
Als u een opname maakt vóórdat in de zoeker van de camera de aanduiding
verschijnt dat de flitser paraat is, wordt geen flits ontstoken en kan de opname
onder bepaalde omstandigheden verkeerd worden belicht als op de camera
reeds naar de flitssynchronisatietijd is omgeschakeld (zie 11.1).
4.2 Aanduiding van de belichtingscontrole
De aanduiding van de belichtingscontrole 'o.k.'
licht gedurende ong. 5 sec. op als de opname in de
TTL
TTL
TTL
TTL- functies (
,
BL,
,
correct belicht werd!
Verschijnt de aanduiding van de belichtingscontrole
'o.k.' na de opname niet, dan werd de opname onderbelicht en moet u het
dichtstbij liggende, lagere diafragmagetal instellen (bijv. in plaats van diafragma
11 diafragma 8 nemen) of de afstand tot het onderwerp, c.q. het reflecterende
vlak (bij indirect flitsen) verkleinen en de opname over maken. Let ook op de aan-
duiding van de flitsreikwijdte in het display van de flitser (zie 5.2). Voor de aan-
duidingen van de belichtingscontrole in de zoeker van de camera zie ook 6)!
op. Deze
TTL
BL; zie 7)