Als beide bedieningselementen worden losgela-
ten, wordt het splijten afgebroken.
6. De drukplaat (2) beweegt dan terug naar de uit-
gangspositie.
7. Als het hout erg hard of sterk vergroeid is, kan de
machine blokkeren en wordt het hout niet gesple-
ten. Belangrijk: breek het splijten na maximaal 5
sec. af om overbelasting te voorkomen.
8. In de meeste gevallen kan het hout zonder pro-
blemen worden gespleten nadat het is verdraaid
of 180° is omgedraaid.
9. Zorg er bij het plaatsen voor dat de takken zich
aan de zijkant van de drukplaat bevinden, zodat
het splijtmes gemakkelijker kan binnendringen.
Onjuiste invoer (Afb. 4)
Leg het te kloven hout altijd plat op het steunvlak! Het
mag niet verschuiven of scheef komen te liggen. In-
dien het kloven niet over de gehele doorsnede plaats-
vindt maar alleen in het bovenste gedeelte, wordt de
splijtwig geforceerd.
Probeer nooit meerdere stukken hout tegelijk te klo-
ven! Het is dan mogelijk dat een van de stukken hout
een oncontroleerbare beweging maakt. De kans op
letsel is dan groot!
Vastgezette stukken hout (Afb. 5, 6)
Probeer nooit, vastgezette stukken hout die gekloofd
moeten worden uit uw Scheppach-machine te slaan.
Dit kan tot ongevallen leiden en tot beschadiging van
de machine. Ga als volgt te werk:
1. Laat het drukstuk terugkomen naar de startposi-
tie.
2. Plaats een wig onder het stuk hout, zoals aange-
geven in figuur 3.
3. Start het kloofproces, zodat het drukstuk de wig
ver onder het los te maken stuk hout schuift.
4. Herhaal bovengenoemde stappen met steeds
nieuwe wiggen, tot het te kloven stuk hout naar
boven toe uit de machine wordt geschoven.
Slagbeperking Afb. 1.1
Bij kort splijtgoed is het zinvol, de werkslag van de
drukplaat (2) te beperken. Haal hiervoor nu het hy-
draulische hendel (10) over, druk op vrijgaveknop (7)
en beweeg de drukplaat (2) tot kort voor het splijt-
goed.
Laat nu de vrijgaveknop los, plaats de slagbegrenzer
(13) op de behuizing en draai deze vast. Vervolgens
kunt u het hydraulische hendel weer loslaten.
De drukplaat blijft nu op de gewenste positie staan.
Ongevallen preventievoorschriften
1. De machine mag slechts door vakkundig perso-
neel worden bediend, dat met de inhoud van het
beschikbare handboek meer dan vertrouwd is.
2. Voor de ingebruikname dient men de intactheid
en perfecte werking van de veiligheidsvoorzienin-
gen controleren.
3. Voor ingebruikname dient men zich eveneens,
aan de hand van de gebruiksaanwijzing, met de
besturingsmechanismen van de machine ver-
trouwd te maken.
4. De aangegeven vermogenscapaciteit van de
machine mag niet worden overschreden. De ma-
chine mag in geen geval van haar doel worden
vervreemd.
5. In overeenstemming met de wetten van het land
waarin de machine wordt gebruikt, dient het per-
soneel de ook hier vermelde werkkleding dragen,
waarbij men geen wijde, fladderende kledingstuk-
ken, gordels, ringen en kettingen dient te dragen;
lange haren zomogelijk in een staartje doen.
6. De werkplek dient zomogelijk altijd geordend en
schoon te zijn en de gereedschappen, accessoi-
res en schroefsleutels dienen binnen reikwijdte te
liggen.
7. Tijdens reiniging of onderhoud mag de machine in
geen geval op het elektriciteitsnet zijn aangesloten.
8. Het is ten strengste verboden de machine zon-
der veiligheidsvoorzieningen of bij uitgeschakel-
de veiligheidsmechanismes te besturen.
9. Het is ten strengste verboden de veiligheids-
voorzieningen te verwijderen of te wijzigen.
10. Men dient voordat het beschikbare handboek
zorgvuldig is doorgelezen geen onderhouds- of
instellingsmaatregelen uitvoeren.
11. Het hier vastgestelde plan voor regelmatig onder-
houd dient zowel uit veiligheidsoverwegingen als
ook voor een productieve werking van de machi-
ne te worden aangehouden.
12. De veiligheidsetiketten dienen altijd schoon en
leesbaar te zijn en nauwkeurig te worden opge-
volgd om ongevallen te vermijden; wanneer de
labels beschadigd zijn of kwijtgeraakt zijn of tot
onderdelen behoren die werden vervangen, die-
nen zij door nieuwe, door de fabrikant te produ-
ceren originele labels te worden vervangen en op
de voorgeschreven plek te worden aangebracht.
13. Bij branden dienen poederachtige brandblusmid-
delen worden gebruikt. Wanneer de installatie in
brand staat mag vanwege het risico op kortslui-
ting niet met water worden geblust.
14. Mocht het vuur niet direct kunnen worden ge-
blust, dan dient men op de uitlopende vloeistof-
fen te letten.
15. Bij een langer aanhoudende brand kunnen de
olietank of de onder druk staande kabels explo-
deren: men moet er daarom op letten, dan men
niet met de uitlopende vloeistoffen in aanraking
komt.
10. Onderhoud en reparaties
Ombouw-,
instel-
en
reinigingswerkzaamheden
slechts bij een uitgeschakelde motor uitvoeren.
m Stekker uit het stopcontact trekken.
Ervaren handwerkers kunnen kleine reparaties aan
de machine zelf uitvoeren.
133 | NL