Het schema op blz. 7, fig. 9 geeft de regeling weer bij een debiet van 110 kW met een brander BS3D
type 917T1.
De inkeping 3 van de regelstang moet overeenstemmen met de buitenzijde van de branderkopgroep, zoals
aangegeven in het diagram.
Voorbeeld:
De brander BS3D Type 917T1 is gemonteerd op een ketel van 100 kW.
Bij een rendement van 90%, moet de brander een debiet geven van ± 110 kW.
Op het diagram hiernaast kunt u afleiden dat voor dit vermogen, de afstelling moet gebeuren op inkeping 3.
AFSTELLING LUCHTKLEP
a) De brander afstellen in 2de vlamgang. Onder invloed van de ventilator, gaat de luchtklep volledig open
om een max. luchtdebiet te waarborgen.
b) Het luchtdebiet in 2de vlamgang regelen met schroef (8) na moer (9) te hebben losgedraaid.
De brander verlaat de fabriek afgesteld met een luchtregeling in 2 de vlamgang op inkeping 3.
c) De brander in 1ste vlamgang regelen met schroef (12) na moer
(11) te hebben losgedraaid. Zodra optimale afstelling bekomen is,
moer (11) blokkeren.
De brander verlaat de fabriek afgesteld met een luchtregeling in 1ste
vlamgang op inkeping 1.
Bij de branderstilstand, sluit de luchtklep - onder invloed van zijn
gewicht - automatisch tot een max. onderdruk van 0,5 mbar.
NOOT
DE BRANDER NOOIT VOOR DE EERSTE MAAL OPSTARTEN
MET DE LUCHTKLEP AFGESTELD OP MINDER DAN 1.
C
Om een optimale werking te bekomen van het model BS4D
type 918T1, en bij een vermogen van 220 ÷ 246 kW, moet de
vooruitgesneden acoustische isolatie verwijderd worden om bij-
komende luchtopeningen vrij te maken (zie fig. 10).
OPGELET
Voor regeling van het vermogen in 1ste en 2de vlamgang, de volgende aanwijzingen volgen:
– De verhouding van vermogen tussen 1ste en 2de vlamgang moet minimum 1 : 2 zijn.
– In elk geval mag het min. vermogen van de brander in 1 ste vlamgang niet lager zijn dan de waarde
opgegeven in het werkingsveld.
4.2
VERBRANDINGSCONTROLE
Het is aangeraden de brander af te stellen volgens de aanwijzingen in de tabel, in functie van het gebruikte
type gas:
EN 676
CO
max. theoretisch
2
GAS
0 % O
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
2317
(fig. 9, blz. 7)
LUCHTOVERMAAT: max. vermogen λ ≤ 1,2 – min. vermogen λ ≤ 1,3
Instelling CO
λ = 1,2
2
9,7
9,5
11,6
11,4
Fig. 10
%
2
mg/kWh
λ = 1,3
9,0
8,8
10,7
10,5
8
NL
NO
CO
x
mg/kWh
≤ 100
≤ 170
≤ 100
≤ 170
≤ 100
≤ 230
≤ 100
≤ 230
S7025