– Bij voeding van de voorversterker via de adapter
dient de adapter op de jack 15 V~ (9) aangesloten
te worden.
– Voor werking op batterijen dienen de vier schroe-
ven van de onderste helft van de behuizing losge-
draaid te worden. Neem de behuizing weg. Verbind
de batterijpolen met de batterij-aansluitingen van
de voorversterker. Plaats de batterijen in de batterij-
houder. Zet de onderste helft van de behuizing
terug en schroef deze vast. Wanneer de voorver-
sterker gedurende een langere periode niet met
batterijen gevoed wordt, dienen deze verwijderd te
worden. Zo vermijdt u, dat uitgelopen batterijen de
voorversterker zouden beschadigen.
2) Sluit de microfoon op de XLR-ingang (13) aan. De
XLR-jack beschikt over een vergrendeling, die bij het
uittrekken van de stekker weer ontgrendeld kan wor-
den door de PUSH-hendel naar beneden te drukken.
3) Sluit het nageschakelde toestel met lijn niveau-
ingang (bv. versterker, mengpaneel) op de XLR-uit-
gang (12) aan.
Bij ongebalanceerde aansluiting moeten de con-
tacten 1 (massa) en 3 van de XLR-koppeling over-
brugd zijn. Dankzij de servogebalanceerde scha-
keling wordt zo automatisch het niveauverlies van
6 dB gecompenseerd dat anders bij ongebalanceerde
aansluiting ontstaat.
4) Bovendien kan het versterkte microfoon signaal met
een stereo-lijnkanaal gemengd worden:
– Wenst u het microfoonsignaal aan het stereo-lijn-
signaal van een andere signaalbron toe te voegen,
verbind deze bron dan met de Cinch-ingang (11).
– Wenst u het uitgangssignaal van het stereo-lijnka-
naal naar een nageschakeld toestel met lijnniveau-
ingang (bv. opna meapparatuur) te sturen, verbind
dit dan met de Cinch-uitgang (10).
5) Bij gebruik van de netadapter dient deze met een
stopcontact (230 V/ 50 Hz) verbonden te worden.
5 Bediening
1) Bij gebruik van een condensatormicrofoon met fan-
toomvoeding (+24 V) dient deze ingeschakeld te wor-
den. Druk hiervoor de toets PHANTOM (3) in.
OPGELET Bij gebruik van de fantoomvoeding mag
op de microfoon ingang (13) geen ongebalanceerde
microfoon aangesloten zijn, omdat deze bescha-
digd zou kunnen worden.
2) Schakel met behulp van de POWER-schakelaar (8) de
voorversterker in. De LED boven de draaischakelaar
GAIN (1) licht groen op.
3) Met behulp van de draaischakelaar GAIN (1) kan de
versterking van de microfoon in 11 standen tussen
20 dB en 70 dB ingesteld worden. Stel de draaischa-
kelaar in de gewenste stand in. Bij oversturing licht
de LED boven de draaischakelaar rood op.
4) Wenst u de fasepositie van het microfoon signaal met
180° te draaien, druk de toets PHASE (4) in.
5) Met behulp van de mengregelaar LEVEL (2) wordt
het microfoonsignaal aan het stereo-lijnkanaal toe-
gevoegd. Draai de regelaar naargelang het gewenst
signaal niveau open. Het uitgangssignaal van het
stereo- lijnkanaal kan aan de Cinch-uitgangsjacks
LINE OUTPUT (10) afgenomen worden.
6) Met behulp van de panoramaregelaar PAN (7) wordt
het mono-microfoonsignaal op het stereo-lijnkanaal
verdeeld. De instelling van de panoramaregelaar
bepaalt de plaats van het microfoonsig naal in het
stereo klankbeeld:
Wanneer de regelaar zich in de middelste stand be-
vindt, weerklinkt het signaal akoestisch in het mid-
den. Hoe meer de regelaar naar links (L) gedraaid
wordt, hoe meer het signaal akoes tisch naar links
verschoven wordt; hoe meer de regelaar naar rechts
(R) gedraaid wordt, hoe meer het signaal akoestisch
naar rechts verschoven wordt.
7) Wanneer hoge storingsfrequenties door het laag-
doorlaatfilter on derdrukt moeten worden, druk de
toets LP 12 kHz (5) in.
8) Wanneer lage storingsfrequenties door het hoog-
doorlaatfilter onderdrukt moeten worden, druk de
toets HP 100 Hz (6) in.
6 Technische gegevens
Frequentiebereik: . . . . . . 20 – 20 000 Hz
Versterking
MIC INPUT : . . . . . . . . 20 – 70 dB, schakelbaar
LINE INPUT : . . . . . . . . 0 dB
Ingangsgevoeligheid
voor 1 V aan uitgang: . . . 0,3 – 150 mV, schakelbaar
Ingangsimpedantie
MIC INPUTPUT : . . . . . 2,2 kΩ
LINE INPUT : . . . . . . . . 10 kΩ
Fantoomvoeding: . . . . . . +24 V
Uitgangen
PREAMP OUT : . . . . . . 1 V/ 12 V max., 100 Ω; XLR
STEREO LINE: . . . . . . . 1 V/ 6 V max., 100 Ω; Cinch
Hoogdoorlaatfilter: . . . . . 100 Hz /−3 dB, 12 dB / oct.
Laagdoorlaatfilter:. . . . . . 12 kHz /−3 dB, 12 dB / oct.
Signaal / Ruis-verhouding: > 66 dB (Mic), 80 dB (Lijn)
THD: . . . . . . . . . . . . . . . . < 0,01 %
Voedingsspanning: . . . . . 15 V (~) via meegeleverde
Afmetingen, gewicht: . . . 116 × 55 × 125 mm, 980 g
Wijzigingen voorbehouden.
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet be schermd
eigendom van MONACOR
Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële
doeleinden is verboden.
netadapter (230 V/ 50 Hz) of
vier 9 V-blokbatterijen
INTERNATIONAL GmbH & Co. KG.
®
13