III. Werken met Microsoft® ActiveSync®
Zodra u uw navigatiesysteem met uw PC verbindt wordt ActiveSync
opgestart. Het programma controleert, of het om een toestel gaat waarmee een
partnerschap is afgesloten. Als dat zo is, dan worden de wijzigingen op de PC en op het
navigatiesysteem, die sinds de laatste synchronisatie hebben plaatsgevonden, met elkaar
vergeleken en gecoördineerd. In de instellingen van het programma ActiveSync
precies instellen, welke gegevens bij de synchronisatie prioriteit hebben. Om de effecten
van de verschillende instellingen te leren kennen, opent u de helpfunctie (met de toets F1)
van het programma. Als het navigatiesysteem niet als een partner wordt herkend, dan
wordt automatisch een beperkte gast-toegang geactiveerd, waarmee u b.v. gegevens
kunt uitwisselen. Indien dit voorkomt terwijl u over een geregistreerd partnertoestel
beschikt, dan verbreekt u de verbinding tussen navigatiesysteem en PC en zet u het
navigatiesysteem uit en weer aan. U verbindt dan het navigatiesysteem opnieuw met de
PC, om de herkenningsprocedure opnieuw op te starten. Wordt het toestel dan nog steeds
enkel als gast herkend, dan herhaalt u de procedure opnieuw en herstart u tevens uw PC.
Opmerking
Controleer altijd, dat u uw navigatiesysteem telkens op dezelfde USB-poort
van uw PC aansluit, omdat uw PC anders een nieuwe ID toekent en uw
toestel opnieuw installeert.
Appendix
®
automatisch
®
kunt u
59