Instellingen
De afmetingen van de uitsparing en aansluitingen vindt u in de separate installatievoorschriften.
Controleer of alle afmetingen kloppen voordat u met installeren begint. Let op dat de hoogte
van het front aangepast kan worden aan andere uitrusting.
Zorg voor een stevige ondergrond waarop de vaatwasser wordt geplaatst. Stel de voetjes af,
zodat de vaatwasser waterpas staat. Draai de borgmoeren vast.
Indien de vaatwasser is ingebouwd, moet het aangrenzende keukenmeubilair bestand zijn tegen
condens van de vaatwasser.
Bevestig de beschermende folie onder het werkblad en rond de rand. De functie van de
beschermende folie is om het werkblad te beschermen tegen vocht. (De beschermende folie
zit in de meegeleverde plastic zak.)
Controleer of de machine zo is geïnstalleerd dat de deur zonder problemen open gaat, anders
kan het zijn dat het deurslot niet goed werkt.
Houd er rekening mee dat de deurveren mogelijk opnieuw afgesteld moeten worden wanneer
een afdekdeur is gemonteerd. Pas de linker en rechter deurveren gelijkmatig aan totdat de deur
weer in balans is.
Afvoeraansluiting
De vaatwasser is geschikt voor installatie in een verhoogde uitsparing (ten behoeve van een
ergonomische werkhoogte). Dit betekent dat de vaatwasser dusdanig geplaatst kan worden, zodat
de afvoerslang naar een lager niveau loopt dan de onderkant van de vaatwasser, bijvoorbeeld door
deze direct naar een afvoerput te leiden. De vaatwasser is uitgerust met een ingebouwde
terugloopbeveiliging die voorkomt dat de machine tijdens de wascyclus zonder water komt te zitten.
De afvoerslang kan ook worden aangesloten op een aansluitnippel op de sifon van de gootsteen.
Deze aansluitnippel moet een inwendige diameter hebben van minimaal 14 mm.
De afvoerslang mag worden uitgeschoven tot maximaal 2,5 m (de totale lengte van de afvoerslang
mag niet meer zijn dan 4,5 m). Eventuele koppelingen en aansluitbuizen moeten een binnendiameter
hebben van minimaal 14 mm. Idealiter moet de afvoerslang echter worden vervangen door een
nieuwe slang zonder koppelingen.
Geen enkel onderdeel van de afvoerslang mag meer dan 950 mm boven de onderkant van de
vaatwasser uitkomen.
Zet de afvoerslang vast met een slangenklem. Zorg ervoor dat de afvoerslang niet geknikt is.
Aansluiting op watertoevoer
Gebruik uitsluitend de bij de vaatwasser meegeleverde toevoerslang. Gebruik geen oude slangen
of andere reserveslangen.
De toevoerleiding moet worden voorzien van een waterkraan (afsluitkraan). De waterkraan moet
goed toegankelijk zijn, zodat het water kan worden afgesloten als de vaatwasser verplaatst moet
worden.
Wanneer de installatie eenmaal klaar is, kan de waterkraan worden opengedraaid. Wacht even tot
de waterdruk zich heeft opgebouwd. Controleer of de aansluiting waterdicht is.
Aansluiting op koudwatertoevoer
Sluit de vaatwasser aan op de koudwatertoevoer indien het gebouw wordt verwarmd met olie,
elektriciteit of gas.
Installatie
39