• Het gazon in geen geval te maaien in de
dwarsrichting ten opzichte van de helling.
Maai een hellend gazon altijd van boven
naar beneden en nooit in de dwarsrichting.
Pas erg goed op bij het veranderen van
richting en let erop niet op obstakels te stuiten
(bijv. stenen, takken, wortels, enz.). Deze
obstakels kunnen het zijwaarts glijden en
het omkiepen van de machine veroorzaken
of de macht over het stuur doen verliezen.
• Niet plotseling te stoppen of weg te rijden
bij het op– of afrijden van een helling;
• Schakel de aandrijving zacht en
uiterst voorzichtig in om te vermijden
dat de machine zou steigeren.
• Verminder de snelheid:
– vooraleer van richting te veranderen
en in smalle bochten
– vooraleer een hellend terrein op te
rijden, vooral benedenwaarts
• Gebruik de achteruitversnelling nooit om
snelheid te minderen; dit kan de macht over het
stuur doen verliezen, vooral op gladde terreinen.
• Schakel altijd de handrem in voordat u de
machine stilstaand en onbeheerd achterlaat.
• Rijd van afdalingen zonder het aandrijfpedaal
te activeren, maar benut het remmende
effect van de hydrostatische transmissie,
wanneer de transmissie niet is ingeschakeld
6.4 STARTEN
1. Open de brandstofkraan (afb.
25.A) (indien voorzien).
2. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
3. De aandrijving in de vrije stand
(«N») zetten (par. 5.2; par. 5.3).
4. De snij-inrichtingen uitschakelen (par. 5.9).
5. Trek de handrem aan (par. 5.7).
6. Plaats het versnellingscommando in de stand
voor maximaal toerental "haas" (par. 5.6).
7. Bij koud opstarten: schakel de
choke (par. 5.6) in (indien voorzien).
8. Steek de sleutelschakelaar in het contactslot
en draai deze in de «draaien» stand
om het elektrische circuit in werking te
stellen. Wacht 2 seconden en draai in de
«starten» stand om de motor te starten.
9. Laat de sleutel los zodra de motor gestart is.
10. Bij koud opstarten, zodra
de motor normaal draait:
10a. Schakel het commando choke uit
(par. 5.6, type "II"), en plaats het
versnellingscommando in het maximale
toerental "haas" (indien voorzien).
10b. Schakel het commando choke uit
(par. 5.6, type "I") (indien voorzien).
OPMERKING Het gebruik van het
commando choke bij reeds warme motor kan
de bougie vervuilen en een onregelmatige
werking van de motor veroorzaken.
11. Als de motor eenmaal draait, breng de
gashendel terug in de «schildpad» stand;
OPMERKING Als er moeilijkheden zijn bij
het starten, blijf dan niet te lang aanhouden om
de accu niet uit te putten en de motor niet te
verzuipen. Draai de sleutel weer in de «stop»
stand, wacht enkele minuten en probeer opnieuw
te starten. Indien het probleem voortduurt,
raadpleeg dan hoofdstuk «14» van deze
handleiding en de handleiding van de motor.
6.5 BEDRIJF
6.5.1 Vooruit rijden en verplaatsingen
Tijdens het vervoer:
• de snij-inrichtingen uitschakelen (par. 5.9);
• plaats de snijgroep op de
maximale hoogte (par. 5.11);
• breng het versnellingscommando
naar een tussenpositie, tussen het
minimale toerental «schildpad» en
het maximale toerental «haas».
• schakel de handrem uit, laat het
rempedaal los (par. 5.7).
• druk het aandrijfpedaal (par. 5.2) in
de richting van de "vooruitversnelling"
en bereik de gewenste snelheid door
de druk op het pedaal zelf en op het
gaspedaal geleidelijk aan te vergroten.
De inschakeling van de aandrijving
moet gebeuren volgens de beschreven
modi (par. 5.2) om te vermijden dat een
te bruuske koppeling het steigeren en
controleverlies van het voertuig kan
veroorzaken, en dit vooral op hellingen.
6.5.2 Remmen
Minder eerst de snelheid van de machine door
het toerental te verlagen, en druk daarna op
het rempedaal (par. 5.1) om nog snelheid te
minderen, tot het voertuig wordt gestopt.
Een gevoelige vertraging van de machine
kan verkregen worden wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten (par. 5.2).
NL - 19