6.4 Afstelling van de pendelbeweging
(fi g. 7, pos. 8)
•
Aan de omschakelaar voor de pendelbewe-
ging (8) kan de sterkte van de pendelbewe-
ging van het zaagblad (12) tijdens de slag
worden afgesteld.
•
U kan de snijsnelheid, de snijcapaciteit en het
snijpatroon aanpassen aan het te bewerken
stuk.
Breng de omschakelaar voor pendelbeweging (8)
in één van de volgende standen.
Stand 0 = geen wipeff ect
Materiaal: rubber, keramiek, aluminium, staal
Opmerking: voor fi jne en schone snijkanten,
dunne materialen (b.v. bladmetaal) en harde ma-
terialen.
Stand 1 = klein wipeff ect
Materiaal: kunststof, hout, aluminium
Opmerking: voor harde materialen
Stand 2 = middelmatig wipeff ect
Materiaal: hout
Stand 3 = groot wipeff ect
Materiaal: hout
Opmerking: voor zachte materialen en zagen
met de draad mee
De beste combinatie van toerental en pendelbe-
weging is afhankelijk van het te bewerken ma-
teriaal. Het is aan te bevelen de ideale afstelling
steeds aan de hand van een proefsnede op een
afvalstuk te bepalen.
6.5 Uitvoeren van sneden
•
Vergewis u er zich van dat de AAN/UIT-scha-
kelaar (3) niet ingedrukt is. Sluit pas dan de
netstekker aan op een gepast stopcontact.
•
Zet de decoupeerzaag enkel met gemonteerd
zaagblad aan.
•
Gebruik enkel intacte zaagbladen. Vervang
botte, krom gebogen of gebarsten zaagbla-
den onmiddellijk.
•
Plaats de zaagvoet plat op het te bewerken
stuk. Zet het gereedschap aan.
•
Laat het zaagblad aanlopen tot het de volle
snelheid heeft bereikt. Leidt het zaagblad dan
behoedzaam langs de snijlijn. Oefen daarbij
slechts een lichte druk uit op het zaagblad.
•
Bij het zagen van metaal is het raadzaam
op de snijlijn een gepast koelmiddel aan te
brengen.
Anl_TC_JS_80_1_SPK9.indb 82
NL
6.6 Uitzagen van gebieden (fi g. 8)
Boor met een boormachine een gat van 10 mm
binnen het uit te zagen gebied. Breng het zaag-
blad in dit gat en begin met het uitzagen van het
gewenste gebied.
6.7 Versteksnede
•
Hoek aan de zaagschoen overeenkomstig
instellen (zie pt. 5.3).
•
Aanwijzingen in pt. 6.5 in acht nemen.
•
Snede uitvoeren zoals getoond in fig. 9.
7. Vervanging van de
netaansluitleiding
Gevaar!
Als de netaansluitleiding van dit apparaat be-
schadigd wordt, dan moet hij door de fabrikant
of diens klantendienst of door een gelijkwaardig
gekwalifi ceerde persoon vervangen worden, om
gevaren te vermijden.
8. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek vóór alle schoonmaakwerkzaamheden de
netstekker uit het stopcontact.
8.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt. Door binnendrin-
gen van water in een elektrische apparatuur
verhoogt het risico van een elektrische schok.
8.2 Koolborstels
Bij bovenmatige vonkvorming laat u de koolbors-
tels door een bekwame elektricien nazien.
Gevaar! De koolborstels mogen enkel door een
bekwame elektricien worden vervangen.
- 82 -
25.03.2021 07:51:48