LUCHTPANEEL P-AP56NAMR
9.14 INDICATORLAMPJES OP ONTVANGER
9.14.1 Bij normaal bedrijf
Ontdooien
•
Ontdooimodus
Tijdens het ontdooien brandt het Ontdooien-lampje (groen).
De ventilator is uitgeschakeld.
De lamellen worden vastgezet op de horizontale positie. De
lamellenindicator op het LCD-scherm blijft geactiveerd.
•
De unit uitschakelen tijdens het ontdooingsproces
Het draai-indicator (rood) gaat uit wanneer de unit wordt
uitgeschakeld tijdens het ontdooien.
De unit blijft echter werken en het Ontdooien-lampje (groen)
blijft branden, en de unit schakelt uit nadat het ontdooiproces
is beëindigd.
Filtersymbool
Wanneer het Filter-lampje (geel) begint te branden, moet de
luchtfilter worden gereinigd
(details over de reinigingsmethode en -interval vind u in de
installatie- en bedieningshandleiding van de binnenunit).
Richt na de reiniging de zender naar de ontvanger en druk op
"RESET" om het filterlampje uit te schakelen.
Centrale besturing
Wanneer het "
"-lampje (geel) continu brandt, dan wordt de
binnenunit bediend via de centrale besturing.
In dat geval zijn op de draadloze afstandbediening alleen de
knoppen "RESET" en "AAN/UIT" beschikbaar.
190
PMML0570 rev.0 - 01/2021
Ontdooien
Filter
9.14.2 Bij afwijkende situatie
Afwijking
•
In geval van storing, bv. bij het springen van de zekering,
tijdens het proefdraaien of tijdens normaal bedrijf, knippert
het Bedrifj-lampje (rood) (0,5 seconde AAN, 0,5 seconde
UIT).
•
De alarmcode wordt aangeduid met behulp van het aantal
knipperingen van het Ontdooien-lampje (groen) en het Filter-
lampje (geel).
Ontdooien (groen): Het aantal knipperingen geeft het eerste
cijfer van de alarmcode weer.
Filter (geel): Het aantal knipperingen geeft het laatste cijfer
van de alarmcode weer.
Voorbeeld
3 5
Alarm
Filter (geel lampje)
Ontdooien (groen lampje)
"Ontdooien" knippert 3 keer
(0,5 seconde AAN / 0,5 seconde UIT)
"Filter" knippert 5 keer
(0,5 seconde AAN / 0,5 seconde UIT)
Deze indicatie wordt herhaald tot het alarm wordt gereset.
•
Een knipperend Bedrifj-lampje (rood) (1 seconde AAN /
1 seconde UIT) geeft een storing in de transmissie (los
contact, losse klem, kapotte draad, fout in bedrading, etc.)
tussen de binnenunit en de ontvanger aan.
•
Wanneer de ontvanger op meerdere binnenunits is
aangesloten, wordt de alarmcode voor elke binnenunit op
volgorde weergegeven.
Voor meer informatie over de alarmcodes raadpleegt u de
"Installatie- en onderhoudshandleiding" van de binnenunit.
Stroomstoring
•
Geen van de lampjes branden.
•
Als de unit is gestopt als gevolg van stroomuitval, wordt
de unit niet opnieuw gestart als de stroom weer wordt
ingeschakeld. Voer de opstartprocedure opnieuw uit.
•
Bij een stroomuitval van 2 seconden of minder wordt de unit
automatisch opnieuw gestart.
Elektrische ruis
Het kan gebeuren dat geen van de lampjes branden en dat
de unit is gestopt. Dit komt door de activering van de micro-
computer voor de beveiliging van de unit tegen elektrische ruis.
Voer de opstartprocedure opnieuw uit.