• Schakel het apparaat uit door op de START/STOP-toets
te drukken. Als u vergeet het apparaat uit te schake-
len, dan wordt het na ongeveer 3 minuut automatisch
uitgeschakeld.
Wacht minstens 1 minuut voordat u een nieuwe meting uit-
voert!
6.4 Resultaten beoordelen
Algemene informatie over de bloeddruk
• De bloeddruk wordt altijd in de vorm van twee waarden
weergegeven:
• De hoogste druk is de systolische bloeddruk. Deze ont-
staat wanneer de hartspier zich samentrekt en het bloed
daardoor in de bloedvaten wordt gedrukt.
- De laagste druk is de diastolische bloeddruk. Dit is
de druk die aanwezig is wanneer de hartspier zich vol-
ledig uitgerekt heeft en het hart zich met bloed vult.
• Schommelingen in de bloeddruk zijn normaal. Zelfs bij
een herhaalde meting kan er sprake zijn van aanzienlijke
verschillen tussen de gemeten waarden. Eenmalige of
onregelmatige metingen geven daarom geen betrouw-
bare informatie over de werkelijke bloeddruk. Een be-
trouwbare beoordeling is alleen mogelijk als u regelmatig
metingen uitvoert onder vergelijkbare omstandigheden.
Hartritmestoornissen
Het apparaat kan tijdens de bloeddrukmeting eventuele
hartritmestoornissen identificeren. Na de meting wijst
op eventuele onregelmatigheden in uw hartslag.
Herhaal de meting als
Gebruik voor de beoordeling van uw bloeddruk alleen de
resultaten die zonder onregelmatigheden in uw hartslag zijn
geregistreerd.
Raadpleeg uw arts als
hij kan de aanwezigheid van een stoornis tijdens een onder-
zoek vaststellen.
Risico-indicator
Bereik van de geme-
ten bloeddrukwaarden
Systolisch
Diastolisch
(in mmHg)
(in mmHg)
≥ 180
≥ 110
160 – 179
100 – 109
140 – 159
90 – 99
130 – 139
85 – 89
120 – 129
80 – 84
< 120
< 80
Bron:
148
wordt weergegeven.
vaak wordt weergegeven. Alleen
Kleur van
Classificatie
de risico-
indicator
Hoge bloeddruk
Rood
graad 3 (ernstig)
Hoge bloeddruk
Oranje
graad 2 (middelmatig)
Hoge bloeddruk
Geel
graad 1 (licht)
Hoog-normaal
Groen
Normaal
Groen
Optimaal
Groen
u