OBJ_BUCH-2047-001.book Page 54 Monday, February 3, 2014 11:18 AM
54 | Nederlands
Ingebruikneming
Accu plaatsen
Gebruik alleen originele Bosch-lithiumionaccu's met
de op het typeplaatje van het elektrische gereedschap
aangegeven spanning. Het gebruik van andere accu's kan
tot verwondingen en brandgevaar leiden.
Zet de draairichtingomschakelaar 9 in de middelste stand om
het elektrische gereedschap tegen onbedoeld inschakelen te
beschermen.
Duw de opgeladen accu 4 van voren in de voet van het elektri-
sche gereedschap tot de accu zeker vergrendeld is.
Draairichting instellen (zie afbeelding D)
Met de draairichtingomschakelaar 9 kunt u de draairichting
van het elektrische gereedschap veranderen. Als de aan/uit-
schakelaar 10 is ingedrukt, is dit echter niet mogelijk.
Rechtsdraaien: Als u schroeven wilt indraaien of moeren wilt
vastdraaien, duwt u de draairichtingomschakelaar 9 naar
links tot deze niet meer verder kan.
Linksdraaien: Als u schroeven of moeren wilt uit- of losdraai-
en, drukt u de draairichtingschakelaar 9 naar rechts tot aan
de aanslag door.
In- en uitschakelen
Als u het elektrische gereedschap wilt inschakelen drukt u op
de aan/uit-schakelaar 10 en houdt u deze ingedrukt.
Als u het elektrische gereedschap wilt uitschakelen laat u de
aan/uit-schakelaar 10 los.
Om energie te besparen, schakelt u het elektrische gereed-
schap alleen in wanneer u het gebruikt.
Toerental instellen
U kunt het toerental van het ingeschakelde elektrische ge-
reedschap traploos regelen naarmate u de aan/uit-schakelaar
10 indrukt.
Lichte druk op de aan/uit-schakelaar 10 heeft een lager toe-
rental tot gevolg. Met toenemende druk wordt het toerental
hoger.
Toerental of aantal slagen vooraf instellen
Met de toets 6 kunt u het benodigde toerental/aantal slagen in
3 standen instellen. Druk op de toets 6 tot de gewenste instel-
ling in de toerentalindicatie 7 gesignaleerd wordt. De gekozen
instelling wordt opgeslagen.
Het vereiste toerental of het aantal slagen is afhankelijk van
het materiaal en de werkomstandigheden en kan proefonder-
vindelijk worden vastgesteld.
Richtwaarden voor maximale schroefaandraaimomenten
Opgave in Nm, berekend uit de spanningdiameter; benutting van de strekgrens 90 % (bij wrijvingsgetal μ
moet het aandraaimoment altijd met een draaimomentsleutel worden gecontroleerd.
Sterkteklassen volgens
Standaardschroeven en -bouten
DIN 267
3.6
M 6
2.71
M 8
6.57
M 10
2 609 140 921 | (3.2.14)
Lamp „PowerLight" in-/uitschakelen
Druk voor de ingebruikneming van de lamp 11 op de toets 8.
Om de lamp 11 uit te schakelen drukt u opnieuw op de toets 8.
Tips voor de werkzaamheden
Plaats het elektrische gereedschap alleen uitgescha-
Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur. Het maxi-
maal bereikte draaimoment resulteert uit de som van alle door
slagen veroorzaakte afzonderlijke draaimomenten. Het maxi-
male draaimoment wordt na een slagduur van 6–10 secon-
den bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment nog
slechts minimaal verhoogd.
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimoment worden
bepaald. Het feitelijk bereikte aandraaimoment moet altijd
met een draaimomentsleutel worden gecontroleerd.
Schroefverbindingen met harde, verende of zachte be-
vestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen bereikte
draaimomenten worden gemeten en naar een diagram wor-
den overgebracht, wordt de curve van een draaimomentver-
loop verkregen. De hoogte van de curve duidt het maximaal te
bereiken draaimoment aan. De steilheid geeft aan in welke
tijd dit wordt bereikt.
Het draaimomentverloop hangt van de volgende factoren af:
– Sterkte van de schroeven en moeren
– Soort ondergrond (ring, schotelveer, dichting)
– Sterkte van het te schroeven materiaal
– Smeeromstandigheden van de schroefverbinding
Daaruit resulteren de volgende toepassingsgevallen:
– Harde bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
– Verende bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
– Zachte bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
Bij verende of zachte bevestiging is het maximale aandraai-
moment geringer dan bij harde bevestiging. Bovendien is een
duidelijk langere slagtijd nodig.
4.6
5.6
4.8
3.61
4.52
4.8
8.7
11
11.6
13
17.5
22
23
keld op de moer of schroef. Draaiende inzetgereed-
schappen kunnen uitglijden.
van metaal op metaal bij gebruik van onderlegringen. Na
een relatief korte slagtijd is het maximale draaimoment be-
reikt (steil verloop van de karakteristiek). Een onnodig lan-
ge slagtijd schaadt de machine slechts.
van metaal op metaal, echter bij gebruik van veerringen,
schotelveren, steunbouten, bouten of moeren met coni-
sche bevestiging en bij gebruik van verlengingen.
van bijvoorbeeld metaal op hout of bij gebruik van lood- of
fiberringen als ondergrond.
6.6
5.8
6.8
6.9
5.42
6.02
7.22
8.13
13.1
14.6
17.5
19.7
26
29
35
39
= 0,12). Ter controle
tot
Zeer vaste schroeven
en bouten
8.8
10.9
12.9
9.7
13.6
16.2
23
33
39
47
65
78
Bosch Power Tools