Bediening
Schakel de ruimteafschakeling al-
i
leen in wanneer de tempera-
tuuromstandigheden op de
montageplaats van de TA 250 op
de RF 1 voor regeling geschikt
zijn.
B Open de thermostaatkranen in
deze ruimte minstens zo ver
dat de ingestelde ruimtetem-
peratuur kan worden bereikt.
3.7.11 Verwarmingscurve vastleggen
(Verw.curve kiez.)
De verwarmingscurve wordt vastgelegd als
rechte lijn door twee waarden (voetpunt en eind-
punt) (afb. 20).
Voetpunt instellen (VC_voetpunt +/-)
Het voetpunt is de aanvoertemperatuur, die bij
20˚C buitentemperatuur nodig is om de woning
te verwarmen.
Er kunnen waarden tussen 10˚C en 85˚C wor-
den ingesteld, echter niet hoger dan het inge-
stelde eindpunt.
B Draai de schakelaar (n) in de stand P.
B Druk de toets
(q) meermaals kort in tot
VC_voetpunt +/- wordt weergegeven.
B Stel het voetpunt in met de toetsen
Eindpunt instellen (VC_eindpunt +/-)
Het eindpunt is de aanvoertemperatuur, die bij
-15˚C buitentemperatuur nodig is om de woning
te verwarmen.
Er kunnen waarden tussen 10˚C en 85˚C wor-
den ingesteld, echter niet lager dan het inge-
stelde voetpunt.
B Druk de toets
meermaals kort in tot
VC_eindpunt +/- wordt weergegeven.
B Stel het eindpunt in met de toetsen
44
Bij ingebruikneming neemt de TA 250 de op het
verwarmingstoestel ingestelde maximale aan-
voertemperatuur als eindpunt.
Wanneer het eindpunt aan de TA 250 wordt ver-
anderd, geldt dit tot de toets
ingedrukt. Daarna neemt de TA 250 weer de op
het verwarmingstoestel ingestelde maximale aan-
voertemperatuur als eindpunt.
i
3.7.12 Vastleggen van de buitentempera-
tuur waarbij de verwarming wordt
uitgeschakeld
(Verw.uit bij +/-)
In de fabriek is 99˚C ingesteld. Dat wil zeggen
dat de functie in feite uitgeschakeld is en de
installatie bij elke buitentemperatuur in bedrijf kan
worden gesteld.
De functie inschakelen:
B Draai de schakelaar (n) in de stand P.
B Druk de toets
Verw.uit bij +/- wordt weergegeven.
B Stel met de toetsen
sen 10 ˚C en 25 ˚C.
en
.
i
De functie uitschakelen, bijvoorbeeld voor de
ingebruikneming van de installatie in de zomer:
B Stel met de toetsen
99˚C in.
en
.
De maximale aanvoertemperatuur
wordt altijd begrenst door de re-
gelaar voor de aanvoertempera-
tuur op het verwarmingstoestel en
kan niet worden overschreven.
(q) meermaals kort in tot
en
De verwarming wordt automa-
tisch in de overgangstijd en in de
zomer uitgeschakeld. De warm-
waterfunctie wordt niet beïnvloed.
en
6 720 610 304 (04.01)
C (r) kort wordt
een waarde tus-
de waarde