GASMELDER
Inleiding
Om het beste uit uw nieuwe gasmelder te
halen, gelieve deze instructies voor gebruik
door te lezen. Bewaar de instructies voor
het geval u deze op een later moment wilt
raadplegen.
Technische gegevens
Spanning/frequentie:
Nominaal vermogen:
Gasniveau alarm:
Geluidsniveau alarm:
Afmetingen:
Bedrijfsomgeving: -10 tot +50 °C, 10-85% RH
Klasse II
Het apparaat is dubbel geïsoleerd en
vereist dus geen geaarde aansluiting.
Beveiligingsklasse:
Algemene veiligheidsinstructies
Als de gasmelder zal worden gebruikt
om natuurlijk gas te detecteren, moet de
melder 50 cm onder het plafond worden
geplaatst.
Als de gasmelder zal worden gebruikt om
propaangas te detecteren, moet de melder
30 cm boven de vloer worden geplaatst.
De gasmelder mag niet worden geverfd
of bedekt en mag niet op een plek met
aanzienlijke luchtcirculatie worden
opgehangen.
22
230 V ~ 50/60 Hz
< 6 W
<25% LEL-meting
≥ 85 dB/3 m
140×73×40 mm
IPX0
Gebruik
Bevestig de gasmelder op de vereiste
locatie en koppel deze aan de netstroom.
De indicator brand rood terwijl de
gasmelder opwarmt (ongeveer 2 minuten).
Tijdens het opwarmen detecteert de melder
geen gas.
Zodra de indicator uitschakelt, is de
gasmelder actief en detecteert deze de
gasconcentratie in de lucht.
Als de gasconcentratie in de lucht de limiet
van de gasmelder overstijgt, zal de indicator
rood knipperen en zal het alarm afgaan.
Test
Houd de TEST-knop een aantal seconden
ingedrukt om de melder te testen. Test de
gasmelder regelmatig.
Storingen
Als de indicator elke 40 seconden rood
knippert, is er een probleem met de
gasmelder. Haal de netstroom van de
melder af, verwijder stof uit de openingen
en koppel de gasmelder opnieuw aan de
netstroom. Als de melder nog steeds een
probleem aangeeft, moet deze onderzocht
worden door een expert.
Reiniging en onderhoud
Veeg de gasmelder regelmatig af met een
zachte borstel. De gasmelder mag niet
worden blootgesteld aan water of andere
vloeistoff en.