3. Wacht tot het maaigereedschap tot stilstand
is gekomen.
6.4
Maaidraad verlengen tijdens het bedrijf
(14)
De maaidraad wordt korter tijdens het gebruik en
rafelt uit.
1. Laat de motor volgas draaien.
2. Draadkop (14/1) herhaaldelijk op het gazon
tikken (14/a). Daardoor wordt een stuk
nieuwe maaidraad van de draadspoel
afgewikkeld en het verbruikte draadeinde
afgesneden door de draadafsnijder (14/2).
7 WERKHOUDING EN WERKTECHNIEK
■
Houd altijd een veilige werkpositie aan.
■
Werk nooit op een heuvel of helling wanneer
deze glad of glibberig is.
■
Blijf bij maaiwerkzaamheden op hellingen
altijd beneden het maaigereedschap.
■
Laat de motor tijdens het trimmen en maaien
altijd in het hogere toerentalbereik draaien,
dan maait de bosmaaier het best.
Bij een geblokkeerde maaidraad Hoog gras
of struikgewassen kunnen de maaidraad
blokkeren.
■
Voorkomen van blokkades: Maai hoog gras
altijd in meerdere lagen. Werk daarbij altijd
van boven naar beneden.
■
Bij een blokkade: Schakel de motor direct uit
en houd het apparaat omhoog, zodat de
motor niet beschadigd raakt.
7.1
Trimmen
■
Apparaat uit de buurt houden van kwetsbare
planten.
Laag trimmen
■
Houd de maaikop licht naar voren gebogen,
zodat de maaidraad het gras vlak boven de
grond trimt.
■
Werk bij het trimmen altijd van uw lichaam af.
Trimmen langs hekken en voetstukken
■
Beweeg het apparaat voorzichtig en
langzaam, zodat de maaidraad geen
massieve obstakels raakt.
469545_e
OPMERKING
Bij het trimmen langs stenen
muurtjes, voetstukken, hekken en
bomen slijt de maaidraad extra snel.
Trimmen en boomstammen
■
Beweeg het apparaat bij het trimmen rond
bomen voorzichtig en langzaam rond de
stam, zodat de maaidraad de bast niet raakt.
■
Trim rond boomstammen altijd van links naar
rechts.
■
Maai het gras en het onkruid met het puntje
van de maaidraad en kantel de maaikop licht
naar voren.
7.2
Maaien
■
Beweeg de maaikop in een horizontale,
boogvormige beweging van de ene kant
naar de andere.
■
Houd de maaikop daarbij steeds parallel aan
de grond.
■
Lang gras moet in meerdere lagen worden
gemaaid. Werk daarbij altijd van boven naar
beneden.
■
Het apparaat snijdt het beste op zeer hoge
snelheid. Daarom het apparaat niet
overbelasten door het maaien van lang gras.
■
Kantel de maaikop onder een hoek van 30°
naar rechts, zodat u met het puntje van de
maaidraad maait. Werk altijd langzaam.
■
Met het apparaat niet rechtstreeks langs
harde obstakels (bijv. muren) maaien, maar
zijdelings maaien. Daardoor wordt de
maaidraad gespaard.
8 ONDERHOUD EN VERZORGING
Onderhoud en verzorging
103