Weergave laadtoestand
Leds
Weergave
■
Rood (05/1)
Brandt: Accu is volledig leeg.
■
Knippert herhaaldelijk 1x: te
verhelpen fout, bijv. een te
hoge of te lage temperatuur.
■
Knippert herhaaldelijk 2x:
Hardwarefout, bijv. accu is
defect.
Groen
Brandt: Accu is voor meer dan
(05/2)
0 % geladen.
Groen
Brandt: Accu is voor meer dan
(05/3)
25 % geladen.
Groen
Brandt: Accu is voor meer dan
(05/4)
50 % geladen.
Groen
Brandt: Accu is voor meer dan
(05/5)
75 % geladen.
Tijdens het opladen knippert de groene led voor
de actuele laadconditie. De groene leds voor de
lage laadconditie branden voortdurend.
6.2
Maaihoogte instellen (06) Het
apparaat is met een centrale
maaihoogteregeling in 7 stappen uitgerust.
1. Apparaat uitschakelen: Draai de
veiligheidssleutel in stand 0 en trek de sleutel
uit het apparaat.
2. Duw de hendel (06/1) weg van het apparaat
(03/A) en houd deze vast, schuif de hendel
dan in de gewenste stand (06/2) (03/B).
3. Hendel (06/1) bij de gewenste stand laten
vastklikken.
6.3
Motor starten en stoppen (07) Het
apparaat alleen op effen ondergrond, niet in het
hoge gras starten. De ondergrond moet vrij van
vreemde voorwerpen zoals stenen zijn. Het
apparaat niet optillen of kantelen om te starten.
Start de motor
1. Apparaat inschakelen: Veiligheidssleutel
insteken en op I draaien.
2. Veiligheidsschakelaar (07/1) indrukken en
ingedrukt houden ( 07/a).
456877_c
3. Motorschakelaar-beugel (07/2) naar de
duwboom (07/3) toe trekken (07/b). De motor
en het maaimechanisme gaan draaien.
4. Veiligheidsschakelaar (07/1) loslaten en
hierbij de motorschakelbeugel (07/2)
vasthouden.
OPMERKING
De motorschakelaar-beugel wordt
niet vastgezet. Houd hem gedurende
het hele werk aan de duwboom vast.
Motor stoppen
1. Motorschakelaar-beugel (07/2) loslaten. Deze
gaat automatisch naar de beginstand (07/ c).
2. Wacht totdat het maaimechanisme stilstaat.
3. Apparaat uitschakelen: Draai de
veiligheidssleutel in stand 0 en trek de sleutel
uit het apparaat.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor snijletsel
Gevaar voor snijletsel bij het grijpen in
het draaiende maaimechanisme.
■
Wacht totdat het maaimechanisme
stilstaat.
■
Voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden: Schakel
het appa-
raat uit en verwijder altijd de
veiligheidssleutel.
6.4
Wielaandrijving in- en uitschakelen (08)
OPMERKING
De wielaandrijving kan alleen bij
draaiende motor worden
ingeschakeld.
Wielaandrijving inschakelen
1. Apparaat inschakelen en motor starten.
2. Duw de versnellingshendel (08/1) tegen de
geleidestang (08/2) en houd deze vast (08/a).
De versnellingshendel wordt niet vastgezet.
Wielaandrijving uitschakelen
1. Versnellingshendel (08/1) loslaten ( 08/b).
Deze gaat automatisch naar de beginstand.
6.5
Variowielaandrijving [4757 Li VS] (09)
Met deze hendel kan de rijsnelheid van de
grasmaaier traploos worden gewijzigd.
Snelheid verhogen
87