Anleitung EKS 1840-1 Royal
ketting in het midden van de geleiderail ca. 3 mm
kunnen optillen. Moer (16) goed aanhalen. Als de
zaagketting warm wordt gaat de ketting uitzetten en
doorhangen. De zaagketting zou dan kunnen
afspringen. Indien nodig, ketting naspannen. Als de
zaagketting in warme toestand wordt nagespannen
dient u ze aan het einde van de zaagwerkzaamhe-
den zeker te ontspannen.
De ketting zet uit als ze warm wordt en hangt slap.
Het gevaar bestaat dat de zaagketting afspringt. Zo
nodig, naspannen. Als de ketting in warme toestand
vaster wordt gespannen, moet ze aan het eind van
de zaagwerkzaamheden zeker worden ontspannen.
Anders zouden er zich tijdens het afkoelen hoge
spanningen voordoen door samentrekken van de
zaagketting. Een nieuwe zaagketting heeft een inlo-
optijd van ± 5 minuten nodig. Daarbij is een voldoen-
de kettingsmering uiterst belangrijk! Na het inlopen
kettingspanning controleren of naspannen.
9. Kettingolie bijvullen
Olietankkap (3) vóór het openen schoonmaken om te
voorkomen dat vuil in de tank terechtkomt. De
inhoud van de olietank tijdens het zaagwerk aan het
oliepeilglas (21) in het oog houden. Olietankkap (3)
goed sluiten en eventueel overgelopen olie afkuisen.
10. Kettingsmering
Ter voorkoming van bovenmatige slijtage moeten de
zaagketting en de geleiderail tijdens het werken
regelmatig worden gesmeerd. De smering gebeurt
automatisch. Nooit zonder kettingsmering werken! Bij
droog draaiende ketting wordt de hele snij-inrichting
binnen korte tijd zwaar beschadigd.
Daarom telkens vóór werkbegin de kettingsmering
en het oliepeil controleren (fig. 9).
De zaag nooit in werking stellen als zich het oliepeil
onder het 'Mininmum'-merkteken bevindt (fig. 9).
Minimum: Wanneer het oliepeil enkel maar ± 5
mm aan de onderste kant van het oliepeilglas
(21) zichtbaar is, moet olie worden bijgevuld.
Maximum: Olie bijvullen tot het oliepeilglas
gevuld is.
11. Controleren van de automatische
oliesmering
Telkens vóór werkbegin de functie van de kettings-
mering en het oliepeil controleren. Kettingzaag
inschakelen en boven heldere grond houden. Let op!
28.10.2004
14:34 Uhr
Seite 35
De ketting mag de grond niet raken; daarom een vei-
ligheidsafstand van ± 20 cm houden. Als zich nu een
toenemend oliespoor vertoond, werkt de kettingsme-
ring correct. Als zich geen oliespoor vertoond, even-
tueel het olie-uitloopkanaal (4), de bovenste kettings-
panboring (14) en het oliekanaal schoonmaken of de
klantenservice consulteren. (fig. 3).
12. Kettingsmeerolie
De levensduur van zaagkettingen en geleiderails is
in grote mate afhankelijk van de kwaliteit van de
gebruikte smeerolie. Het gebruik van afgewerkte olie
is niet toegestaan! Gebruik enkel milieuvriendelijke
kettingsmeerolie. Kettingsmeerolie enkel in goedge-
keurde vaten opslaan.
13. Geleiderail
Aan het keerpunt en aan de onderkant is de gelei-
derail (8) blootgesteld aan een bijzonder hoge slijta-
gebelasting. Teneinde een eenzijdige slijtage te
voorkomen de geleiderail (8) telkens na het scherpen
van de ketting omdraaien.
14. Kettingwiel
De belasting van het kettingwiel (12) is bijzonder
groot. Wanneer het aan de tanden duidelijke inloops-
poren vertoond, moet het zeker worden vernieuwd.
Een ingelopen kettingwiel vermindert de levensduur
van de zaagketting. Kettingwiel door een spe-
ciaalzaak of door de klantenservice laten vervangen.
15. Kettingkast
De kettingkast (20) moet onmiddellijk aan het einde
van uw werk resp. vóór het transport over de ketting
en het zwaard worden gestoken.
16. Kettingrem
In geval van een terugslag van de zaag wordt de ket-
tingrem door de voorste handbescherming (2) in wer-
king gezet. De voorste handbescherming (2) wordt
door de handrug naar voren gedrukt. Daardoor wordt
de kettingrem, de kettingzaag resp.de motor binnen
0,10 sec tot stilstand gebracht.
17. Loszetten van de kettingrem
Om uw zaag opnieuw bedrijfsklaar te maken moet de
zaagketting worden ontgrendeld. Eerst het toestel
NL
35