3-2. Bevestigen van de installatieplaat
De bevestigingswand moet sterk en solide genoeg zijn om
trillen van de unit te voorkomen.
Wand
Meer dan 551
Boutmaat
Geschikte
M8
pluggen (M8)
6
Wand
Tussenring
Installatie
plaat a
≥1550 vanaf
de grond
71
Het midden van de installatieplaat moet op een afstand van
meer dan 551 mm van een eventuele wand links of rechts
worden geplaatst.
De afstand van de rand van de installatieplaat tot de grond moet
meer dan 1550 mm bedragen.
B evestig de installatieplaat netjes horizontaal door de
●
markeringen in lijn te brengen en gebruik te maken van een
waterpas.
B evestig de installatieplaat aan de wand met 6 sets pluggen,
●
bouten en tussenringen (geen van alle meegeleverd) met de
maat M8.
LET OP
Vermijd ook plekken waar zich elektriciteitsdraden of
leidingen daarvoor bevinden.
De bovengenoemde voorzorgen gelden ook als de leiding op
een andere plek door een wand moet worden geleid.
(1) Gebruik een decoupeerzaag, een fretzaag of een grote
gatenboor om het gat in de wand te maken.
Binnen
OPMERKING
Het gat moet worden gemaakt onder een kleine hoek naar
beneden, naar buiten.
Diam. gat (mm)
3-3. Boren van een gat in de wand en installeren van
een leidingenmof
(1) Steek de leidingenmof in het gat.
(2) Bevestig de tussenring aan de mof.
(3) Kort de mof af zodat deze nog ongeveer 15 mm uit de
wand steekt.
LET OP
Wanneer de wand hol is moet u de leidingenmofconstructie
gebruiken om te voorkomen dat de verbindingskabels enz.
worden aangevreten door muizen e.d.
(eenheid: mm)
Wand
Meer dan 551
Boutmaat M8
6
Installatieplaat
c
160
200
Buiten
70
(4) Werk het geheel tenslotte af door de mof netjes af te
dichten met stopverf of een ander geschikt vulmiddel.
Binnen
Romp
binnenunit
Mof voor
leidingconstructie
745
ø70 mm
doorvoergat
3-4. Installatie binnenunit
1. Pas de sleuven in de
binnenunit over de haken
van de installatieplaat
. Zorg ervoor dat de
a
sleuven en haken correct
bevestigd zijn op de
installatieplaat door de
unit naar links en rechts
te verplaatsen.
2. Draai de schroeven
in de gaten in de haken
van de installatieplaat
, zoals rechts staat
c
aangegeven.
3-5. Installatie waterleiding
D e minimaal vereiste hoeveelheid water in het systeem is 50
●
liter. Als deze waarde niet kan worden bereikt, dient u een
extra buffertank te installeren (ter plaatse aan te schaffen).
D e waterinlaat en wateruitlaat in de binnenunit worden
●
gebruikt voor de aansluiting op het watercircuit.
Verzoek een erkende installateur om dit watercircuit voor u te
installeren.
D it watercircuit moet voldoen aan alle van toepassing zijnde
●
Europese en nationale regelingen, bijv IEC/EN 61770.
W ees voorzichtig dat de leidingen niet vervormd raken door
●
er teveel kracht op uit te oefenen bij het leggen en aansluiten
van de leidingen.
G ebruik een Rp 1-1/4" moer voor de aansluiting op de
●
waterinlaat en de wateruitlaat en spoel alle leidingen schoon
met kraanwater voor u ze aansluit op de binnenunit.
D ek het uiteinde van de leiding af om te voorkomen dat er vuil
●
en stof in komen wanneer u de leiding door een wand leidt.
K ies een geschikt afdichtmiddel dat de drukken en de
●
temperaturen van het systeem kan weerstaan.
A ls er een bestaande tank moet worden aangesloten op
●
deze binnen-/buitenunit, moet u ervoor zorgen dat de
bijbehorende leidingen schoon zijn voor u de installatie van
de waterleidingen gaat uitvoeren.
E r moet een extern filter (30 mesh of beter, ter plaatse aan
●
te schaffen) worden geïnstalleerd voor de waterinlaat van de
binnenunit (aangegeven met "WATER IN").
W ater werktemperatuur (minimaal ~ maximaal) : 5 °C ~ 65 °C
●
W ater werkdrukwaarden (minimaal ~ maximaal) : 0,05 MPa ~
●
0,3 MPa
129
Wand
Buiten
15 mm
Ongeveer 5 ~ 7 mm
Tussenring voor
leidingconstructie
Stopverf of vulmiddel
Sleuven
Installatie-
plaat a
Haken
Wand
Binnenunit (achterkant)
Installatie-
b
plaat c
Schroeven b