Belichting
Naast het scherpstellen en andere
instellingen, is het, voor het maken van
goede foto's, ook belangrijk om de
belichting in te stellen.
Belichting is de hoeveelheid licht die de
CCD van de digitale camera kan
verwerken. Deze waarde verandert en is
afhankelijk van de combinatie van
diafragmawaarde en sluitertijd. Als de
hoeveelheid licht te groot is, wordt het
beeld lichter (wit), en als de hoeveelheid
licht te gering is, wordt het beeld
donkerder. De juiste hoeveelheid licht
wordt aangeduid met "juiste belichting".
De juiste belichting kan gehandhaafd
worden door een kortere sluitertijd te
kiezen bij een kleinere diafragmawaarde, of
een langere sluitertijd bij een grotere
diafragmawaarde.
Instellen met behulp van de
diafragmawaarde
De diafragmawaarde geeft de opening van
de lens aan waardoor het licht de camera
binnenkomt. De grootte van de lensopening
wordt de "diafragmawaarde (F-waarde)"
genoemd.
NL
52
Openen (kleinere F-waarde)
• Het beeld neigt naar
overbelichting (lichter).
• Het scherpte-dieptebereik
wordt kleiner.
Sluiten (grotere F-
waarde)
• Het beeld neigt naar
onderbelichting
(donkerder).
• Het scherptedieptebereik
wordt groter.
Instellen met behulp van de
sluitertijd
De sluitertijd regelt de tijd waarin het licht
de camera binnenkomt.
Korter
• Het beeld neigt naar
onderbelichting
(donkerder).
• Bewegende onderwerpen
lijken gestopt.
Langer
• Het beeld neigt naar
overbelichting (lichter).
• Bewegende onderwerpen
lijken te bewegen.
Bij een langere sluitertijd
raden wij het gebruik van een statief aan.
Overbelichting
• De lensopening vergroten
• Een langere sluitertijd
Juiste belichting
Onderbelichting
• De lensopening verkleinen
• Een kortere sluitertijd instellen