• ontoereikende kennis van eventuele gevolgen die
met de bodemgesteldheid samenhangen, met
name op een helling (zie onder hoofdstuk „Voor uw
veiligheid", kopje „Werken op hellingen"),
• onjuist vasthaken van lasten en slechte verdeling
van de last.
Controleer het brandstofsysteem vóór ingebruikname
van het apparaat op lekkage, met name de zichtbare
onderdelen, zoals bijv. tank, tankdop, slangverbindin-
gen. Verbrandingsmotor bij lekkage of schade niet
starten – Brandgevaar! Apparaat vóór ingebruikna-
me door vakhandelaar laten repareren.
Vervang voordat u het apparaat gebruikt defecte en
alle andere versleten en beschadigde delen. Onlees-
bare of beschadigde waarschuwingsaanwijzingen op
het apparaat moeten worden vervangen.
Op het maaiwerk moet steeds de vastgeschroefde
uitwerpnippel (uitwerpkanaal op maaiwerk) goed ge-
monteerd zijn. Deze mag niet beschadigd zijn en zo
nodig door een vakman worden vervangen.
Controleer de werking van de rem voor elke inbedrijf-
stelling. Controleer vóór elk gebruik:
• of het snijgereedschap en de complete snijeenheid
(maaimes, messenkoppeling, messenrem, beves-
tigingsbout, maaiwerkbehuizing) in onberispelijke
staat zijn. Er moet vooral worden gecontroleerd op
veilige montage, schade en slijtage.
• of de tankdop stevig vastgeschroefd is.
• of de tank en de brandstofvervoerende delen en de
tankdop in onberispelijke staat zijn.
• of de veiligheidsvoorzieningen in onberispelijke
staat zijn en goed werken.
• of de banden (luchtdruk, beschadigingen, slijta-
ge) en het frame in onberispelijke staat zijn. De
schroefverbindingen moeten op correcte montage
worden gecontroleerd. Alle onderhoudswerkzaam-
heden die in het onderhoudsschema worden ver-
meld onder de rubriek „Vóór het in bedrijf nemen"
moeten in elk geval worden uitgevoerd.
Neem eventueel contact op met een vakhandelaar.
Maaivlak voorbereiden
Onderzoek het te maaien oppervlak zorgvuldig voor-
afgaand aan het maaien. Verwijder stenen, stokken,
botten, draden, speelgoed en andere voorwerpen,
die door het apparaat weggeslingerd kunnen worden.
Let erop dat er zich geen personen op het te maaien
oppervlak bevinden
130 | NL
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
Montage
Bij de levering zijn er enkele delen gedemonteerd. De
samenstelling is eenvoudig, indien de volgende aan-
wijzingen in acht worden genomen.
Aanwijzing!
Bij de samenstelling en voor onderhoudswerkzaam-
heden heeft u het volgende extra gereedschap nodig,
dat niet bij de levering is inbegrepen:
• een maatbeker 1 liter (olie-/benzinevast)
• een benzinecontainer (5 liter en voldoende voor ca.
6 bedrijfsuren)
• een trechter (geschikt voor de benzine-vulpijp van
de tank)
• huishoudelijke doeken (voor het wegvegen van de
olie-/benzineresten; verwijdering op de plaats van
de tank)
• een benzine-afzuigpomp (plastic uitvoering, ver-
krijgbaar in bouwmarkten)
• 0,6 l motorolie SAE 30
• Kleine hamer
1. Grasmaaier en aanbouwdelen uit de verpakking
halen en controleren of alle delen aanwezig zijn.
2. Bevestigingshaken verwijderen en grasmaaier
van het pallet verwijderen. (Afb. 5)
3. Bevestig de stoel (1) met 4 inbusschroeven M8x16
incl. ringen (p) (Afb. 6). Instelling van de stoelpo-
sitie op de overeenkomstige lichaamslengte is
mogelijk.
4. Monteer de schakelhendel (e) voor het maaiwerk
met de meegeleverde lenskopschroef M3x20 (r)
(Afb. 9 + 10)
5. Stuurkolom met stuurwiel (d) in de stuursteunen
steken. Klop de paspen er met een hamer in (Afb.
8 + 9).
6. Maak de schroeven op de vangkorf los en schroef
hiermee de versterkingssteunen op de vangkorf
vast (Afb. 11 + 12).
7. Motorolie bijvullen. Daarvoor moeten de knoppen
12 en 2 losgeschroefd (Afb. 13) worden en naar
positie N resp. 5 worden gebracht. Klap de car-
rosserie (Afb. 2) naar boven. Open het deksel (21)
en vul de tank met olie (SAE 30). Let op het max.
vulpeil. Sluit vervolgens weer het deksel.
8. Benzine bijvullen. (Afb. 19 + 20) Schroef het tank-
deksel (19) open en vul de tank met benzine (Su-
per / E10). Let op het max. vulpeil en op de vei-
ligheidsvoorschriften bij de omgang met benzine.
Sluit vervolgens weer de opening.
9. Verbindt de twee accukabels (Afb. 15) met elkaar.
10. Klap de carrosserie weer naar onderen en schroef
de knoppen 12 en 2 weer vast.
11. Haal de borgschroeven aan. (Afb. 16)
12. Hang de startkabel in (Afb. 17)
13. Hang de vangkorf in (Afb. 18)