Basisbedieningen
Het besturingswiel gebruiken
• U kunt de instelitems selecteren door op de boven-/onder-/linker-/
rechterkant van het besturingswiel te drukken. Uw selectie wordt
vastgelegd wanneer u op het midden van het besturingswiel drukt.
• De functies DISP (weergave-instelling),
(Transportfunctie) en (Flitsfunctie) zijn toegewezen aan de boven-/
onder-/linker-/rechterkant van het besturingswiel. Daarnaast kunt u
geselecteerde functies toewijzen aan de linker-/rechterkant en het
midden van het besturingswiel.
• Tijdens weergave kunt u het volgende/vorige beeld weergeven door op
de linker-/rechterkant van het besturingswiel te drukken.
De besturingsring gebruiken
Door de besturingsring te draaien, kunt u de gewenste instellingen
van diverse opnamefuncties onmiddellijk veranderen. U kunt
veelgebruikte functies toewijzen aan de besturingsring door MENU
(Camera- instellingen2) [
[Draairing] te selecteren.
Besturingsring
(Belicht.comp.),
Eigen toets] of [
De pictogrammen en functienamen
worden als volgt op het scherm
afgebeeld:
Voorbeeld
: Stel de zoom in door de
besturingsring te draaien.
/
Eigen toets]
NL
NL
13