Referentiemeting:
Referentielengte
Referentielengte instellen
1a. Keuze van het 2e
cijfer voor de komma
4. Langzaam piepgeluid: De meetwaarde ligt binnen ± 100 mm ten
opzichte van de referentiewaarde.
Snel piepgeluid: De meetwaarde ligt binnen ± 1 mm ten opzichte
van de referentiewaarde.
Belangrijke opmerkingen
• De laser geeft het meetpunt aan tot waar gemeten wordt. De
laserstraal mag niet door voorwerpen onderbroken worden.
• Bij de meting compenseert het apparaat verschillende ruimte-
temperaturen. Houd daarom rekening met een korte aanpassingstijd
bij plaatsveranderingen met grote temperatuurverschillen.
• Het apparaat kan in het buitenbereik slechts beperkt worden
toegepast en kan bij sterke zoninstraling niet worden gebruikt.
• Bij metingen in de openlucht kunnen regen, mist en sneeuw
de meetresultaten beïnvloeden resp. vervalsen.
• Bij ongunstige omstandigheden zoals bijv. slecht reflecterende
oppervlakken kan de maximale afwijking meer dan 3 mm bedragen.
• Tapijten, kussens of gordijnen reflecteren de laser niet optimaal. Werk
dus met gladde oppervlakken.
• Bij metingen door glas (ramen) kunnen de meetresultaten worden
vervalst.
• Een energiebesparingsfunctie schakelt het apparaat automatisch uit.
• Reinig het apparaat met een zachte, droge doek. Er mag geen water
in de behuizing dringen.
DistanceMaster Pocket Pro
1b. Instellen van
het getal
referentie
afsluiten
1x
2. Referentiewaarde
vastleggen
3. Beweeg de laser nu
90°
vooruit en terug.
1x
23
NL