De witbalans instellen
Normaal gesproken stelt de camera automatisch de kleurtinten in. U kunt deze echter ook
instellen overeenkomstig de belichtingsomstandigheden.
1 Beeld het Witbalansfunctie-scherm af met de functie-instelknop en de Fn-knop (blz. 39).
Witbalansfunctie
AWB
Automat. witbalans
0
5500K
:func.
:enter
2 Selecteer de gewenste witbalansfunctie met v/V op de besturingsknop.
3 Om [AWB] te selecteren, drukt u op de middenknop van de besturingsknop.
Om iets anders dan [AWB] te selecteren, gaat u naar de betreffende procedure.
AWB (Automat. witbalans)
(Vooringestelde witbalans)
K* (Kleurtemperatuur)
(Eigen witbalans)
* K: betekent "Kelvin" (eenheid van kleurtemperatuur)
Vooringestelde witbalans
Selecteer een optie die geschikt is voor een bepaalde lichtbron. Gebruik deze methode als u de
gewenste kleur niet kunt krijgen met [AWB].
1 Beeld het Witbalansfunctie-scherm af met de functie-instelknop en de Fn-knop (blz. 39).
2 Beeld het Vooringestelde witbalans-scherm af met v/V op de besturingsknop, en druk daarna op
B.
Vooringestelde witbalans
AWB
Daglicht
0
5500K
0
:kies
:instel.
3 Selecteer de gewenste lichtbron met b/B op de besturingsknop of het instelwiel en voer zonodig
daarna een fijnafstelling uit met v/V op de besturingsknop.
• U kunt de witbalans instellen tussen +3 en –3 (in geval van TL tussen +4 en –2).
• Instellen in de richting +, verhoogt de kleurtemperatuur waardoor het beeld roodachtig wordt.
Instelllen in de richting –, verlaagt de kleurtemperatuur waardoor het beeld fletser wordt.
NL
42
AWB
WB
:enter
Witbalans automatisch regelen.
Hiermee wordt de witbalans ingesteld op een bepaalde
lichtbron (blz. 42).
Hiermee wordt de kleurtemperatuur ingesteld. Het CC-filter
(kleurcorrectiefilter) wordt ook ingesteld (blz. 43).
Hiermee wordt de witte basiskleur onthouden (blz. 44).
ISO WB D-R DEC