Als aan de onder "Pendelstanden"
vermelde voorwaarden is voldaan, de
volgende handelingen uitvoeren:
2
1
Bout (1) losdraaien
N
Draagoog (2) verschuiven
N
Bout (1) voorzichtig aandraaien
N
Het apparaat laten uitpendelen
N
Pendelstand controleren:
N
Pendelstanden
Maaigarnituren (A) zoals maaikoppen,
grassnijbladen en slagmessen
FS 111, FS 111 R
moeten net de grond raken
N
Cirkelzaagbladen (B)
moeten ca. 20 cm (8 inch) boven de
N
grond "zweven"
Als de juiste pendelstand is bereikt:
Bout (1) op het draagoog
N
vastdraaien
A
Het apparaat bij de draagriem loshaken
B
N
Nederlands
1
2
De lip op de karabijnhaak (1)
indrukken en het draagoog (2) uit
de haak trekken
1
2
1
2
117